Ga naar de inhoud van deze pagina Ga naar het zoeken Ga naar het menu
Vorige pagina

Raadsvergadering

donderdag 26 oktober 2023

20:00 - 23:00
Locatie

Raadszaal

Voorzitter
burgemeester R.J. van de Mortel

Uitzending

Agendapunten

  1. 1

    00:06:44 - 00:13:53 - Joris Vrensen
    00:13:53 - 00:17:32 - inspreker
    00:13:53 - 00:17:32 - R.J. van de Mortel
  2. 2

  3. 3

    00:14:36 - 00:17:32 - inspreker
    00:14:36 - 00:17:32 - R.J. van de Mortel
  4. 4

    00:17:25 - 00:17:32 - inspreker
    00:17:25 - 00:17:32 - R.J. van de Mortel
  5. 4.1

    Toezeggingen

    Onderwerp
    Mogelijkheden sanitaire voorzieningen treinstation Vught
    Oplossing problematiek kruising Kampdijklaan/Postweg
    Reactie college op inwonersbrief over sluiting tabaksverkooppunten
    00:17:28 - 00:17:32 - inspreker
    00:17:28 - 00:17:32 - R.J. van de Mortel
    00:17:32 - 00:18:15 - Guus van Woesik
    00:18:15 - 00:18:19 - R.J. van de Mortel
    00:18:15 - 00:18:19 - inspreker
    00:18:19 - 00:18:32 - College van B&W
    00:18:32 - 00:18:33 - R.J. van de Mortel
    00:18:32 - 00:18:33 - inspreker
    00:18:33 - 00:18:40 - Guus van Woesik
    00:18:40 - 00:18:50 - College van B&W
    00:18:50 - 00:19:00 - inspreker
    00:18:50 - 00:19:00 - R.J. van de Mortel
    00:19:00 - 00:19:24 - Kim Dorna
    00:19:24 - 00:19:25 - R.J. van de Mortel
    00:19:24 - 00:19:25 - inspreker
    00:19:25 - 00:19:56 - College van B&W
    00:19:56 - 00:19:59 - inspreker
    00:19:56 - 00:19:59 - R.J. van de Mortel
    00:19:59 - 00:20:02 - Kim Dorna
    00:20:02 - 00:20:14 - College van B&W
    00:20:14 - 00:20:25 - inspreker
    00:20:14 - 00:20:25 - R.J. van de Mortel
    00:20:25 - 00:20:46 - Désirée Rasenberg
    00:20:46 - 00:20:58 - inspreker
    00:20:46 - 00:20:58 - R.J. van de Mortel
    00:20:58 - 00:21:13 - Désirée Rasenberg
  6. 4.2

    Toezeggingen

    Onderwerp
    verplaatsing flitspalen N65
    00:21:10 - 00:21:13 - Désirée Rasenberg
    00:21:13 - 00:21:45 - Martien Vromans
    00:21:45 - 00:21:49 - inspreker
    00:21:45 - 00:21:49 - R.J. van de Mortel
    00:21:49 - 00:22:44 - Willem Jan de Graaff
    00:22:44 - 00:22:49 - inspreker
    00:22:44 - 00:22:49 - R.J. van de Mortel
    00:22:49 - 00:24:22 - College van B&W
    00:24:22 - 00:24:23 - R.J. van de Mortel
    00:24:22 - 00:24:23 - inspreker
    00:24:23 - 00:24:58 - Willem Jan de Graaff
    00:24:58 - 00:25:25 - College van B&W
    00:25:25 - 00:25:40 - inspreker
    00:25:25 - 00:25:40 - R.J. van de Mortel
    00:25:40 - 00:26:31 - Rutger Jans
    00:26:31 - 00:26:35 - R.J. van de Mortel
    00:26:31 - 00:26:35 - inspreker
    00:26:35 - 00:27:35 - Ans Beijens
    00:27:35 - 00:28:58 - inspreker
    00:27:35 - 00:28:58 - R.J. van de Mortel
    00:28:58 - 00:29:25 - Désirée Rasenberg
    00:29:25 - 00:29:28 - R.J. van de Mortel
    00:29:25 - 00:29:28 - inspreker
    00:29:28 - 00:30:03 - Rutger Jans
    00:30:03 - 00:30:06 - R.J. van de Mortel
    00:30:03 - 00:30:06 - inspreker
    00:30:06 - 00:30:11 - Désirée Rasenberg
    00:30:11 - 00:30:20 - R.J. van de Mortel
    00:30:11 - 00:30:20 - inspreker
    00:30:20 - 00:31:15 - Bert Timmermans
    00:31:15 - 00:32:10 - inspreker
    00:31:15 - 00:32:10 - R.J. van de Mortel
    00:32:10 - 00:32:34 - Joris Vrensen
    00:32:34 - 00:33:04 - R.J. van de Mortel
    00:32:34 - 00:33:04 - inspreker
    00:33:04 - 00:33:41 - Martien Vromans
  7. 4.3

    00:33:06 - 00:33:41 - Martien Vromans
    00:33:41 - 00:33:52 - inspreker
    00:33:41 - 00:33:52 - R.J. van de Mortel
    00:33:52 - 00:34:10 - College van B&W
    00:34:10 - 00:34:11 - Martien Vromans
    00:34:11 - 00:34:19 - R.J. van de Mortel
    00:34:11 - 00:34:19 - inspreker
    00:34:19 - 00:34:37 - Rutger Jans
    00:34:37 - 00:35:39 - inspreker
    00:34:37 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  8. 5

    00:34:49 - 00:35:39 - inspreker
    00:34:49 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  9. 5.1

    In de Auditcommissie volgt de heer Van der Vossen de heer De Lange op.

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):
    1. De heer A.F.J. van der Vossen tot lid van de auditcommissie te benoemen.

    00:34:55 - 00:35:39 - inspreker
    00:34:55 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  10. 5.2

    3-10: in de reeds gepubliceerde toewijzingsverordening stond een verkeerde verwijzing naar een artikel (artikel 6, lid 1, pagina 4). Daarom zojuist de juiste versie gepubliceerd.

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):
    1. Het woonwagen- en standplaatsenbeleid 2023 vast te stellen;
    2. De toewijzingsverordening 2023 vast te stellen.


    TOEWIJZINGSVERORDENING WOONWAGENSTANDPLAATSEN VUGHT



    De raad van de gemeente Vught;



    Gezien het voorstel van het college d.d. 11 juli 2023


    Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4 van de Huisvestingswet;


    Besluit vast te stellen de navolgende verordening:
    Toewijzingsverordening woonwagenstandplaatsen Vught


    Artikel 1 Begripsbepalingen
    In deze verordening wordt verstaan onder:
    a. Standplaats: een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten, zoals omschreven in artikel 1, laatste gedachtestreep, sub C van
    de Woningwet.
    b. Woonwagen: zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, zoals omschreven in artikel 1, laatste gedachtestreep, sub B van de Woningwet. Een prefabwoning, chalet of houtskeletbouwwoning wordt in deze verordening ook gezien als woonwagen.
    c. Huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats (en
    eventuele huurwoonwagen), waarin afspraken over het gebruik van de standplaats zijn vastgelegd;
    d. Hoofdbewoner: het hoofd van de standplaatszoekende dan wel standplaatsinnemende huishouding.
    e. Huishouden/huishouding: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een (duurzame)
    gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.
    f. Inkomensgrens: de jaarlijks door het ministerie van Binnenlandse Zaken vastgestelde inkomens- en
    huurprijsgrenzen voor sociale huurwoningen (waaronder standplaatsen en woonwagens).
    g. Standplaatszoekende: huishouden dat in het toewijzingssyteem (wachtlijst) is ingeschreven en in
    aanmerking wenst te komen voor inneming van een standplaats (en eventuele woonwagen) op een
    woonwagenlocatie.
    h. Wachtlijst: een lijst met standplaatszoekenden, waarin per standplaatszoekende de op enig moment
    opgebouwde punten worden bijgehouden. De toewijzing van een vrijgekomen woonwagenstandplaats (en woonwagen) geschiedt aan de hand van de wachtlijst.
    i. Spijtoptant: een standplaatszoekende die in het verleden vanuit een woonwagenstandstandplaats in Vught is verhuisd naar een reguliere woning, maar graag opnieuw een woonwagen wenst te betrekken.
    j. Afstammingsbeginsel: het beginsel dat inhoudt dat de standplaatszoekende, diens ouders dan wel grootouders in een woonwagen wonen dan wel moeten hebben gewoond, waarbij sprake moet zijn van een generatie op generatie doorlopende en intensieve beleving van de woonwagencultuur, wat kan
    worden vastgesteld doordat de inschrijver de adresgegevens van hemzelf, diens ouders of grootouders op het inschrijfformulier vermeldt, waarna burgemeester en wethouders met behulp van de BRP-gegevens toetsen of het genoemde adres van standplaatszoekende, ouders of grootouders een woonwagenlocatie
    betrof.
    k. Mantelzorg: Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten
    voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
    l. Gereserveerde mantelzorg: Mantelzorg, anders dan mantelzorg als onder onderdeel K bedoeld, geboden door de ouder of het (klein)kind van de direct of in de toekomst hulpbehoevende bewoner, ten behoeve van de  zelfredzaamheid, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten overstijgt. De huurder van een standplaats waarop een eigen woonwagen is geplaatst kan een (klein)kind of ouder aanwijzen die als mantelzorger fungeert.


    Artikel 2 Inschrijving wachtlijst
    Lid 1
    Burgemeester en Wethouders stellen een wachtlijst vast van standplaatszoekenden. Burgemeester en Wethouders houden de wachtlijst actueel op basis van toewijzingen, nieuwe inschrijvingen en uitschrijvingen.


    Lid 2
    Standplaatszoekenden die een inschrijving bij burgemeester en wethouders indienen worden geplaatst op de in het vorige lid bedoelde wachtlijst indien zij:
    - voldoen aan het afstammingsbeginsel, en;
    - de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, en;
    - de Nederlandse nationaliteit bezitten of anderszins rechtmatig in Nederland verblijven, en;
    - een sociale binding hebben met de gemeente Vught, en;
    - eerste, tweede of derdegraads familie hebben die op een woonwagenlocatie in het Vught wonen.
    De laatste twee voorwaarden gelden niet voor de standplaatszoekende die reeds minimaal 3 jaar in het Vught woont.


    Lid 3
    Voor inschrijving wordt gebruikgemaakt van een vastgesteld inschrijfformulier. Op het formulier is aangegeven welke stukken de standplaatszoekende bij indiening van het formulier dient mee te sturen. De standplaatszoekende ontvangt een bevestiging van de inschrijving.


    Lid 4
    De bevestiging van de inschrijving bevat het volgende:
    a. Het feit dat de aanvraag compleet volledig is en de standplaatszoekende op de wachtlijst wordt geplaatst.
    Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegevens ontbreken, stelt zij de standplaatszoekende daarvan op de hoogte met het verzoek die gegevens alsnog binnen uiterlijk twee weken aan te leveren;
    b. De door burgemeester en wethouders aan de standplaatszoekende toegekende eenmalige aanvangspunten;
    c. De factuur voor de kosten van inschrijving.


    Lid 5
    De inschrijving van de standplaatszoekende is strikt persoonlijk en niet overdraagbaar, behoudens in het geval de ingeschreven standplaatszoekende overlijdt en hij/zij een geregistreerde partner heeft die voldoet aan het
    afstammingsbeginsel en zelf niet op de wachtlijst ingeschreven staat en minimaal 3 jaar ingeschreven staat op hetzelfde woonadres als de standplaatszoekende, in welk geval de opgebouwde punten overgedragen worden aan de desbetreffende partner.


    Lid 6
    Standplaatszoekenden die al een standplaats huren of in eigendom hebben, kunnen zich ook inschrijven voor plaatsing op de wachtlijst.


    Lid 7
    Een briefadres geldt in deze verordening niet als woonadres.


    Artikel 3 Kosten inschrijving en verlenging
    Lid 1
    De standplaatszoekende betaalt € 17,50 inschrijfkosten en € 17,50 voor jaarlijkse verlengingskosten. Zowel het inschrijftarief als het tarief voor jaarlijkse verlenging kan door burgemeester en wethouders worden aangepast.


    Lid 2
    Het door de standplaatszoekende medegedeelde correspondentieadres wordt door burgemeester en wethouders gebruikt voor de jaarlijkse facturering van de verlengingskosten. De standplaatszoekende is zelf verantwoordelijk voor zijn of haar actuele correspondentieadres en dient burgemeester en wethouders
    schriftelijk te informeren bij een wijziging van het correspondentieadres.


    Artikel 4 Vervallen van de inschrijving
    Lid 1
    Burgemeester en wethouders kunnen de inschrijving laten vervallen:
    a. op eigen verzoek van de standplaatszoekende;
    b. als de standplaatszoekende een aangeboden woonwagenstandplaats accepteert en een (huur dan wel koop) overeenkomst met de eigenaar van de standplaats aangaat;
    c. in geval de standplaatszoekende onjuiste gegevens voor plaatsing op de wachtlijst heeft verstrekt;
    d. als de standplaatszoekende de inschrijf- of verlengingskosten niet tijdig voldoet (na eenmalige herinnering);
    e. als de standplaatszoekende is overleden.


    Lid 2
    Een standplaatszoekende die is uitgeschreven van de wachtlijst, verliest daarmee de tot dan toe opgebouwde inschrijftijd en puntenaantal.


    Artikel 5 Puntenopbouwsysteem
    Lid 1
    Het puntenopbouwsysteem gaat uit van een eenmalige puntentoekenning bij inschrijving én een jaarlijks op te bouwen puntenaantal. Het totaal opgebouwde puntenaantal (eenmalig toegekende waarbij de woonsituatie geldt per 12 juli 2018 en periodiek opgebouwde) is beslissend voor de rang op de wachtlijst op het moment dat een standplaats vrijkomt.


    Lid 2
    De in lid 5 omschreven situaties worden onderverdeeld in zeven categorieën; de toewijzing geschiedt steeds per opvolgende categorie. Als er in de eerste categorie geen toewijzing of acceptatie plaatsvindt, wordt de volgende
    categorie geraadpleegd, vervolgens weer in de daaropvolgende categorie.


    Lid 3 
    Eenmalige puntentoekenning bij inschrijving (hierbij geldt de woonsituatie per 12 juli 2018)
    a. De standplaatszoekende die vanaf de geboorte onafgebroken bij de (groot)ouders op een standplaats in de gemeente woont, krijgt bij inschrijving eenmalig 100 punten toegewezen.
    b. De standplaatszoekende die woonwagenbewoner is, op een standplaats in de gemeente woont, die hoofdbewoner is, en waarbij de huidige standplaats vrij komt (=doorstromer), krijgt bij inschrijving eenmalig 80 punten toegewezen.
    c. De standplaatszoekende die woonwagenbewoner is maar in een reguliere woning in de gemeente woont (= spijtoptant), krijgt bij inschrijving eenmalig 70 punten toegewezen.
    d. De standplaatszoekende die woonwagenbewoner is, (aantoonbaar) minimaal 3 jaar op een standplaats in de gemeente woont, maar geen hoofdbewoner is (de standplaats komt niet vrij, de standplaatszoekende is inwonende in een woonwagen), krijgt bij inschrijving eenmalig 60 punten toegewezen.
    e. Alle andere standplaatszoekenden krijgen bij inschrijving eenmalig 1 punt toegewezen.


    Lid 4 Periodieke opbouw punten
    De standplaatszoekende die op de wachtlijst staat, ontvangt gedurende elk jaar dat hij of zij ingeschreven staat, 12 punten boven op de opgebouwde punten.


    Lid 5 Indeling in categorie bij inschrijving
    a. Een inwonend kind dat geboren en getogen is op een woonwagenlocatie in de gemeente Vught en sindsdien onafgebroken bij diens ouders of grootouders op een woonwagenlocatie in de gemeente Vught woont valt onder categorie 1.
    b. Kinderen of ouders van bewoners van de locatie waar een standplaats vrijkomt die nu in een woning of op een andere woonwagenlocatie wonen vallen onder categorie 2.
    c. Een woonwagenbewoner die al meer dan drie jaar inwoont bij iemand anders op de locatie waar een standplaats vrijkomt valt onder categorie 3.
    d. Een woonwagenbewoner die in de gemeente Vught woont waar de standplaats vrijkomt valt onder categorie 4.
    e. Overige eerste, tweede of derde graads- familieleden van de bewoners op de woonwagenlocatie waar een standplaats vrijkomt vallen onder categorie 5.
    f. Een woonwagenbewoner die in een van de andere gemeenten woont waar deze regels gelden binnen de regio Noordoost Brabant, valt onder categorie 6.
    g. Overige woonwagenbewoners die een standplaats zoeken vallen onder categorie 7.
    h. Overige standplaatszoekenden die niet voldoen aan het afstammingsbeginsel vallen onder categorie 8.


    Lid 6 Gelijke punten
    Met in achtneming van het in het eerste tot en met vijfde lid bepaalde wordt bij gelijke puntentotaal in een gelijke categorie eerst voorrang verleend aan degene met de langste inschrijfduur en, indien beide een gelijke inschrijfduur hebben, vindt toewijzing plaats aan degene met de hoogste leeftijd, en indien beide een gelijke leeftijd hebben, vindt toewijzing plaats door middel van loting.


    Artikel 6 Toewijzing
    Lid 1
    Burgemeester en wethouders wijzen de standplaatszoekende een vrijgekomen standplaats toe volgens het puntensysteem en de voorrangsregels van artikel 5 en 6 en eventueel met inachtneming van de hardheidsclausule van artikel 9. De rangorde van de standplaatszoekende op de wachtlijst wordt gebaseerd op het aantal eenmalig toegekende en op enig moment totaal opgebouwde punten.


    Lid 2 Standplaatszoekenden uit categorie 1
    Indien een standplaats beschikbaar komt, worden eerst de standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub a aangeschreven (categorie 1). Degene uit deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt als
    eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies van het aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de
    wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Lid 3 Standplaatszoekenden uit categorie 2
    Indien de toewijzing ingevolge lid 2 van dit artikel niet leidt tot een acceptatie, wordt de vrijgekomen standplaats vervolgens aangeboden aan de groep standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub b (categorie 2). Degene uit
    deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt vervolgens als eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies van het
    aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Lid 4 Standplaatszoekenden uit categorie 3
    Indien de toewijzing ingevolge lid 3 van dit artikel niet leidt tot een acceptatie, wordt de vrijgekomen standplaats vervolgens aangeboden aan de groep standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub c (categorie 3). Degene uit
    deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt vervolgens als eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies van het
    aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Lid 5 Standplaatszoekenden uit categorie 4
    Indien de toewijzing ingevolge lid 4 van dit artikel niet leidt tot een acceptatie, wordt de vrijgekomen standplaats vervolgens aangeboden aan de groep standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub d aangeboden (categorie 4).
    Degene uit deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt vervolgens als eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies
    van het aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Lid 6 Standplaatszoekenden uit categorie 5
    Indien de toewijzing ingevolge lid 5 van dit artikel niet leidt tot een acceptatie, wordt de vrijgekomen standplaats vervolgens aangeboden aan de groep standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub e aangeboden (categorie 5).
    Degene uit deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt vervolgens als eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies
    van het aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Lid 7 Standplaatszoekenden uit categorie 6
    Indien de toewijzing ingevolge lid 6 van dit artikel niet leidt tot een acceptatie, wordt de vrijgekomen standplaats vervolgens aangeboden aan de groep standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub f aangeboden (categorie 6).
    Degene uit deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt vervolgens als eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies
    van het aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Lid 8 Standplaatszoekenden uit categorie 7
    Indien de toewijzing ingevolge lid 7 van dit artikel niet leidt tot een acceptatie, wordt de vrijgekomen standplaats vervolgens aangeboden aan de groep standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub g aangeboden (categorie 7).
    Degene uit deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt vervolgens als eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies
    van het aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Lid 8 Standplaatszoekenden uit categorie 8
    Indien de toewijzing ingevolge lid 8 van dit artikel niet leidt tot een acceptatie, wordt de vrijgekomen standplaats vervolgens aangeboden aan de groep standplaatszoekenden van artikel 5 lid 5 sub h aangeboden (categorie 8).
    Degene uit deze groep met het op dat moment hoogst aantal punten wordt vervolgens als eerste benaderd om zijn of haar belangstelling kenbaar te maken. De standplaatszoekende heeft het recht te weigeren zonder verlies
    van het aantal punten. Bij weigering wordt de eerstvolgende van deze groep op de wachtlijst benaderd voor toewijzing van de vrijgekomen standplaats.


    Artikel 7 Koop of huur
    Lid 1
    Indien de vrijgekomen standplaats een koopstandplaats betreft, wordt deze aan de betreffende standplaatszoekende in koop aangeboden. Indien de vrijgekomen standplaats een standplaats met huurwoonwagen betreft, wordt deze aan de betreffende standplaatszoekende in huur aangeboden. Alle
    huurstandplaatsen met huurwoonwagens zijn eigendom van de woningcorporatie en behoren tot de zogeheten ‘sociale kernvoorraad’.


    Lid 2
    Alleen standplaatszoekenden van 23 jaar en ouder komen in aanmerking voor een huurstandplaats met huurwoonwagen.


    Artikel 8 Gereserveerde Mantelzorg
    Lid 1
    Indien de huurder van de standplaats aan wie gereserveerde mantelzorg werd verleend, komt te overlijden of vertrekt, zal de standplaats eenmalig met voorrang worden toegewezen aan de bij de verhuurder geregistreerde
    mantelzorger, ongeacht zijn rangorde op de wachtlijst. Zie woonwagenbeleid bijlage 1A, hoofdstuk 4.14.


    Lid 2
    De voorwaarden voor het bepaalde in het vorige lid zijn als volgt:
    1. de standplaatszoekende moet opgenomen zijn op wachtlijst;
    2. de standplaatszoekende moet met het formulier 'Gereserveerde mantelzorg' zijn aangemeld en geregistreerd worden door de gemeente voor de desbetreffende standplaats;
    3. het inkomen van de standplaatszoekende dient in redelijke verhouding te staan tot de woonlast van de standplaats en de woonwagen tezamen;
    4. indien op de standplaats reeds een ouder recht kracht gereserveerde mantelzorg van toepassing is, kan geen nieuwe aanspraak meer worden gemaakt op gereserveerde mantelzorg.


    Artikel 9 Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule
    Lid 1
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd naar eigen inzicht in de geest van deze verordening te beslissen in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.


    Lid 2
    Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om in situaties waarin toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leiden, af te wijken van deze verordening.


    Artikel 10 Inwerkingtreding
    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.


    Artikel 11 Citeertitel
    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Toewijzingsverordening woonwagenstandplaatsen Vught’.

    00:35:00 - 00:35:39 - inspreker
    00:35:00 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  11. 5.3

    5-10: Naar aanleiding van de beantwoording van technische vragen van Progressief Liberaal Vught zijn de juiste versies van de Verordening huisvesting onderwijs 2023 gemeente Vught met relevante afwijkingen in kleur en de Verordening huisvesting onderwijs 2023 gemeente Vught gepubliceerd.

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):
    De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2023 gemeente Vught vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2019 gemeente Vught.



    VERORDENING VOORZIENINGEN HUISVESTING ONDERWIJS 2023 GEMEENTE VUGHT



    De raad van de gemeente Vught;



    • gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 september 2023;
    • gelet op het overleg over deze verordening met de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen;
    • gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100 van de Wet op de expertisecentra en artikel 6.12 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    besluit:


    Vast te stellen de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2023 gemeente Vught.



    HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN


    Artikel 1. Definities
    a. aanvraag: verzoek om het bekostigen van een voorziening of om het bekostigen van een voorbereidingskrediet;
    b. aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient;
    c. advies Onderwijsraad: advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 95, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 93, negende lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 6.5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
    d. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijsbekostigde openbare of bijzondere school die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;
    e. Kwaliteitskader Huisvesting: het door de landelijke belangenorganisaties voor gemeenten en voor onderwijsinstellingen uitgebrachte overzicht van basiskwaliteitseisen voor onderwijsgebouwen;
    f. lokaal bewegingsonderwijs: ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs;
    g. medegebruik: gebruik van een onderwijsgebouw ten behoeve van het onderwijs van een andere school of van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;
    h. _ministe_r: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
    i. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 76a of 76b van de Wet op de expertisecentra of artikel 4.12 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
    j. overzicht: overzicht als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 94 van de Wet op de expertisecentra of artikel 6.6 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
    k. permanent gebouw: ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 60 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
    l. programma: programma als bedoeld in artikel 95 Wet op het primair onderwijs, artikel 93 Wet op de expertisecentra en artikel 6.5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
    m. renovatie: het (gedeeltelijk) kwalitatief verbeteren van een bestaand schoolgebouw waarbij de levensduur met tenminste 25 jaar wordt verlengd. Wanneer renovatie bij wet wordt opgenomen als huisvestingsvoorziening gelden de wettelijke definitie en voorwaarden en conformeert de gemeente zich hieraan.
    n. school:
    - school voor basisonderwijs: basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;
    - school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: (voortgezet) speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op de expertisecentra;
    - school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
    o. tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
    p. tijdelijke nevenvestiging: een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
    q. verhuur: gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;
    r. voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II minimaal 15 jaar noodzakelijk is;
    s. voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II tenminste 4 jaar en maximaal 15 jaar noodzakelijk is;
    t. voorziening: voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2.



    Artikel 2. Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
    Bij het toepassen van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
    a. voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:
    1° nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het Rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie. Onder geheel of gedeeltelijke vervanging wordt tevens begrepen een renovatie van een bestaand gebouw als gelijkwaardig alternatief;
    2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
    3° het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school;
    4° verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor het huisvesten van een school;
    5° terrein voor zover nodig voor het realiseren van een voorziening als bedoeld in 1° tot en met 4°;
    6° inrichting met onderwijsleerpakket, of met leer- en hulpmiddelen, voor zover deze nog niet eerder door het Rijk of de gemeente is bekostigd;
    7° inrichting met meubilair voor zover dit nog niet eerder door het Rijk of de gemeente is bekostigd;
    8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal bewegingsonderwijs;
    b. herstel van constructiefouten bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;
    c. herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, onderwijsleerpakket, leer- en hulpmiddelen, of meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden;
    d. huur van een sportterrein, dat niet in eigendom is van een bevoegd gezag, voor een school voor voortgezet onderwijs voor het onderwijs in lichamelijke oefening;



    Artikel 3 Voorbereidingskrediet
    Voor voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2° en 3° kan een aanvraag voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan worden ingediend. Tevens kan een aanvraag voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek worden ingediend.
    .
    Artikel 4. Vaststellen vergoeding voorzieningen
    1. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 6° en 7° wordt de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de in bijlage IV, deel B opgenomen normbedragen.
    2. Voor andere voorzieningen dan bedoeld in het eerste lid wordt de vergoeding vastgesteld op de feitelijke kosten.
    3. De vergoeding voor een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op 5% procent van het geraamde investeringsbedrag.



    Artikel 5. Informatieverstrekking
    1. Het bevoegd gezag verstrekt aan het college de gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde in deze verordening.
    2. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.



    HOOFDSTUK 2 PROGRAMMA EN OVERZICHT



    Paragraaf 2.1 Aanvragen programma



    Artikel 6. Indienen aanvraag
    1. Een aanvraag om opname van een voorziening op het programma wordt door het bevoegd gezag bij het college ingediend en moet uiterlijk 31 januari van het jaar waarin van het betreffende programma wordt vastgesteld zijn ontvangen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.
    2. Aanvragen die na deze datum worden ontvangen neemt het college niet in behandeling.



    Artikel 7. Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
    1. Een aanvraag vermeldt in ieder geval:
    a. de naam en het adres van de aanvrager;
    b. de dagtekening;
    c. de naam van de school en, als dit van toepassing is, het gebouw waarvoor de voorziening is bestemd;
    d. de voorziening die wordt aangevraagd;
    e. de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening, bestaande uit:
    1°.een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs of de school voor speciaal onderwijs en/of voortgezet speciaal onderwijs, als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4° en 8, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van een school voor basisonderwijs, een actuele prognose is opgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven;
    2°.als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1, een overeenkomstig NEN 2767 opgestelde bouwkundige rapportage als bedoeld in bijlage I, deel A, onder A.2.
    3°.als de aanvraag betrekking heeft op herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage van een daartoe gecertificeerde, onafhankelijke constructeur, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld;
    4°.als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de voorziening of, als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3, een kostenbegroting.
    f. de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening;
    g. als het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° tot en met 5°, de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd.
    2. Het college stelt de aanvrager vóór 15 februari schriftelijk op de hoogte als gegevens zoals bedoeld in het eerste lid ontbreken. De aanvrager heeft dan tot 15 maart van datzelfde jaar de gelegenheid om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, dan neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
    3. Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal vóór 15 oktober te registreren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft de aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.


    Artikel 8. Opgave ingediende aanvragen


    Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststellen programma en overzicht



    Artikel 9. Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
    1. Het college of een aanvrager kan verzoeken een aanvraag nader toe te lichten. Dit overleg vindt plaats binnen twee maanden na de hersteldatum, bedoeld in artikel 7, tweede lid.
    2. Het college treedt in overleg met de aanvrager als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten en het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenbegroting moet worden aangepast.
    3. Het college vermeldt in het voorstel tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht, bedoeld in paragraaf 2.3.
    a. de hoogte van het geraamde bedrag, waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan, en;
    b. als dit van toepassing is, de redenen waarom in het overleg geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag.



    Artikel 10. Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
    1. Voordat het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.
    2. Dit overleg vindt vóór 15 september plaats. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel.
    3. De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg kunnen vóór het in het in het tweede lid bedoelde overlegdatum hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg van deze zienswijzen in kennis.
    4. Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen. Het verslag wordt binnen een maand na het overleg toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
    5. Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en de vrijheid van richting en inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid.
    6. Het college is belast met het indienen van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Het college zorgt ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken ontvangt die nodig zijn voor het beoordelen van het verzoek, waaronder het verslag van het overleg met de ingediende zienswijzen als bedoeld in het vierde lid.
    7. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Als het advies zou leiden tot één of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij het toezenden van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij het toezenden van het afschrift van het advies.
    8. Nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt plaats binnen twee weken nadat het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen is toegezonden. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.



    Paragraaf 2.3 Vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht



    Artikel 11. Tijdstip vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht
    1. Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden naar onderwijssoort of per voorziening.
    2. Het programma en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 31 december voorafgaande aan het jaar waarop het programma betrekking heeft.



    Artikel 12. Bekendmaken besluiten vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht
    1. De besluiten tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen twee weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door het toezenden of uitreiken van het besluit aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige bevoegde gezagsorganen schriftelijk in kennis van de genomen besluiten.
    2. De besluiten worden gelijktijdig met de bekendmaking ter inzage gelegd.



    Paragraaf 2.4 Uitvoeren programma



    Artikel 13. Overleg wijze van uitvoering
    1. Binnen vier weken nadat het programma is vastgesteld treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de op het programma geplaatste voorziening wordt uitgevoerd. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor het uitvoeren van de voorziening en worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:
    a. het bouwheerschap, bedoeld in artikel 103 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 101 van de Wet op de expertisecentra en artikel 11.71 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
    b. het tijdstip waarop het bouwplan en de begroting door de aanvrager worden ingediend;
    c. als dit van toepassing is, een andere wijze waarop de toegekende voorziening wordt uitgevoerd, met inachtneming van het beschikbaar te stellen bedrag;
    d. de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is om bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien;
    e. de controle op en het afleggen van verantwoording over het besteden van de beschikbaar te stellen middelen;
    f. de wijze waarop de aanbesteding plaatsvindt;
    g. de mogelijkheid om vooruitlopend op het aanvragen van het totale investeringskrediet een bedrag aan te vragen voor de kosten van voorbereiding van het bouwplan tot 5% van het geraamde investeringsbedrag.
    2. De inhoud van de afspraken of het feit dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, legt het college schriftelijk vast in een verslag. Het college brengt dit verslag binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis van de aanvrager. Als de aanvrager niet binnen twee weken na ontvangst van het verslag reageert, dan wordt - afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag - geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.
    3. Bij het toepassen van artikel 14, tweede lid, neemt het college binnen vier weken nadat overeenstemming is bereikt een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging aanvangt. Het bepaalde in artikel 15 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
    4. Als in het overleg geen overeenstemming is bereikt, dan deelt het college dit binnen vier weken na vaststelling van het verslag mede aan de aanvrager. Daarbij wordt gelijktijdig vermeldt dat de bekostiging van de uitvoering van de voorziening wordt opgeschort.



    Artikel 14. Instemmen bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes
    1. Nadat overeenstemming is bereikt als bedoeld in artikel 13, tweede lid, dient het bevoegd gezag het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend.
    2. Het college beslist binnen acht weken nadat de stukken zijn ontvangen over de bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Als niet binnen de gestelde termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en start de bekostiging op het door de aanvrager aangegeven tijdstip. Het college stelt de aanvrager binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start respectievelijk na de datum waarop de instemming geacht wordt te zijn verleend hiervan schriftelijk in kennis.
    3. De vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige inschrijving.



    Artikel 15. Aanvang bekostiging 
    Het college kan bij de beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging start bepalen dat de geleden in termijnen betaald worden. Het betalen van de gelden vindt telkens plaats op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen die voortkomen uit het realiseren van de op het programma geplaatste voorziening. 


    Artikel 16. Vervallen aanspraak op bekostiging
    1. Voor 1 oktober van het jaar waarop het programma betrekking heeft geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij voor 15 oktober een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.
    2. De in het eerste lid bedoelde:
    a. bouwopdrachten en overeenkomsten zijn onherroepelijk;
    b. bouwopdrachten vermelden de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd;
    c. huur- of erfpachtovereenkomsten vermelden de datum van inwerkingtreding, alsmede de duur van de overeenkomst;
    d. koopovereenkomsten vermelden de datum van aankoop.
    3. De aanspraak op bekostiging vervalt niet als het overschrijden van de in het eerste lid bedoelde termijn veroorzaakt wordt door:
    a. bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en
    b. de aanvrager vóór 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot het verlengen van de termijn heeft ingediend bij het college.
    4. Het college beslist vóór 15 september op een verzoek tot het verlengen van de termijn. Bij inwilliging van het verzoek wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn wordt verlengd.



    HOOFDSTUK 3 AANVRAGEN MET SPOEDEISEND KARAKTER



    Paragraaf 3.1 Aanvraag



    Artikel 17. Indienen aanvraag
    Een aanvraag tot het bekostigen van een voorziening die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, wordt binnen twee weken na het ontstaan van de calamiteit, ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.



    Paragraaf 3.2 Beoordelen aanvraag; uitvoeren besluit



    Artikel 18. Inhoud aanvraag
    1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 17 vermeldt naast de gegevens genoemd in artikel 7, eerste lid, de omstandigheden waarom de voorziening spoedeisend wordt geacht.
    2. Het college stelt de aanvrager binnen twee weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens 2 weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.



    Artikel 19. Tijdstip beslissing
    1. Het college beslist binnen acht weken nadat de complete aanvraag is ontvangen, of binnen acht weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.
    2. Als een beschikking niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
    3. Het college stelt de aanvrager binnen twee weken na de datum van de beslissing schriftelijk van de beslissing in kennis.



    Artikel 20. Uitvoeren beslissing
    1. Na het bekendmaken van een beslissing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering. Het bepaalde in de artikelen 13, 14, 15 en 16 tweede tot en met vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing.
    2. Binnen drie maanden na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in het eerste lid, geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij binnen twee weken een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.



    HOOFDSTUK 4 MEDEGEBRUIK EN VERHUUR



    Paragraaf 4.1 Medegebruik voor onderwijs of educatie



    Artikel 21. Aanduiden omstandigheden
    Het college kan overgaan tot het vorderen van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als:
    a. door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien van een school waarbij overeenkomstig bijlage III, deel C, een aanvullende ruimtebehoefte is vastgesteld en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in de artikelen 6 of 17 heeft ingediend;
    b. sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan de hand van de voor die school of instelling gangbare berekeningswijze;
    c. leegstand is vastgesteld in een lesgebouw van een school;
    d. leegstand is vastgesteld in een lokaal bewegingsonderwijs van een school; of
    e. een sportveld van een school voor voortgezet onderwijs niet volledig wordt benut, wat blijkt uit het lesrooster van de school of scholen die dat sportveld voor het onderwijs gebruiken.



    Artikel 22. Omschrijving leegstand
    1. Er is sprake van leegstand in een schoolgebouw als overeenkomstig bijlage III, deel C, is vastgesteld dat de vastgestelde capaciteit van het gebouw groter is dan de vastgestelde ruimtebehoefte.
    2. Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als:
    a. het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, en de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college is vastgesteld minder is dan 40 klokuren;
    b. het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor voortgezet onderwijs en uit de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte blijkt dat het lokaal minder dan 40 lesuren wordt gebruikt, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;
    c. het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs, en de som van de berekeningswijzen, bedoeld onder a en b, minder is dan 40 klokuren.



    Artikel 23. Nalaten vorderen
    Het college vordert geen medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen voor het onderwijs aan die school of scholen, tenzij dat gebruik kan plaatsvinden in de voor die scholen al beschikbare huisvestingscapaciteit.



    Artikel 24. Overleg en mededeling
    1. Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 6, overlegt het daarover met de betrokken bevoegde gezagsorganen tijdens het overleg als bedoeld in artikel 10.
    2. Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 17, overlegt het daarover zo spoedig mogelijk met de betrokken bevoegde gezagsorganen.
    3. Binnen vier weken nadat het programma als bedoeld in artikel 11 is vastgesteld of binnen een week na het overleg, bedoeld in het vorige lid, deelt het college het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt.
    4. De schriftelijke mededeling van het college bevat in ieder geval:
    a. de naam van de school en het bevoegd gezag waarvoor wordt gevorderd;
    b. een aanduiding van het aantal leerlingen waarvoor gevorderd wordt of, als het betreft het bewegingsonderwijsonderwijs, het aantal klokuren dat gevorderd wordt;
    c. het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;
    d. het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte dat gevorderd wordt;
    e. de periode waarvoor gevorderd wordt;
    f. de ingangsdatum van het medegebruik.


    l
    De betrokken bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als geen overeenstemming wordt bereikt stellen partijen in onderling overleg vast welke handelswijze wordt gevolgd.



    Artikel 25. Vergoeding
    De betrokken bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als geen overeenstemming wordt bereikt stellen partijen in onderling overleg vast welke handelswijze wordt gevolgd. 


    Paragraaf 4.2 Medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden



    Artikel 26. Overleg en mededeling
    1. Voordat het college overgaat tot vorderen overlegt het college met het bevoegd gezag.
    2. In het overleg komt in ieder geval aan de orde:
    a. voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;
    b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;
    c. of maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;
    d. wat naar oordeel van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;
    e. de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs aanvang kan nemen.
    3. Binnen termijn vier weken na het overleg deelt het college het bevoegd gezag waarvan medegebruik gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, worden ook deze opgenomen in de schriftelijke mededeling. Als het overleg niet tot volledige overeenstemming heeft geleid, dan bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming was bereikt.



    Paragraaf 4.3 Verhuur



    Artikel 27. Verzoek toestemming college
    1. Het bevoegd gezag verzoekt het college schriftelijk om toestemming als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 106, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 6.18 van de Wet op het voortgezet onderwijs voordat een huurovereenkomst wordt gesloten.
    2. Het verzoek bevat een aanduiding van de huurder en van de bestemming van de te verhuren ruimte.
    3. Het college kan aan de toestemming financiële voorwaarden verbinden.



    HOOFDSTUK 5 EINDE GEBRUIK GEBOUWEN EN TERREINEN


    Artikel 28. Staat van onderhoud
    1. Als het bevoegd gezag aan het college schriftelijk meldt dat een gebouw of terrein niet meer nodig is voor het huisvesten van een school, dan stelt het college vast of er mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein.
    2. Als het college vaststelt dat er sprake is van achterstallig onderhoud wordt voordat de eigendomsoverdracht plaatsvindt, een staat van onderhoud opgemaakt.
    3. De staat van onderhoud wordt na overleg met het bevoegd gezag opgemaakt in opdracht van het college.
    4. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag.
    5. Als uit de staat van onderhoud blijkt dat sprake is van achterstallig onderhoud, dan wordt in het overleg vastgesteld:
    a. welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt: en
    b. of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden;
    c. of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt.
    6. Als geen overeenstemming wordt bereikt, dan stellen partijen vast welke handelwijze verder gevolgd wordt.
    7. Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege als dit naar het oordeel van het college niet nodig is.



    HOOFDSTUK 6 GEBRUIK LOKAAL BEWEGINGSONDERWIJS DOOR BASISONDERWIJS EN (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS



    Artikel 29. Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit, inroosteren en gebruik
    1. Het college stelt jaarlijks vóór 1 mei vast het aantal klokuren bewegingsonderwijs waarop een school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs in het daaropvolgende schooljaar aanspraak maakt.
    2. Grondslag voor het berekenen van het aantal klokuren is het aantal leerlingen dat op 1 oktober van het lopende schooljaar op de school staat ingeschreven.
    3. Op basis van het aantal klokuren stelt het college vóór de zomervakantie van de scholen een rooster op voor het gebruik van de lokalen bewegingsonderwijs, waarbij het college rekening houdt met de volgende uitgangspunten:
    a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs, bedoeld in bijlage I, deel B;
    b. een school waarvan het bevoegd gezag eigenaar is van het lokaal bewegingsonderwijs wordt voor de school als eerste ingeroosterd voor het lokaal bewegingsonderwijs, en
    c. het bewegingsonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één lokaal bewegingsonderwijs.
    4. Het college stelt het bevoegd gezag, nadat het rooster voorlopig is vastgesteld, de scholen zes weken vóór de zomervakantie van scholen in kennis van het rooster. Hierbij worden per school de volgende gegevens vermeld:
    a. het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd;
    b. het lokaal bewegingsonderwijs dat voor het bewegingsonderwijs is toegewezen, en
    c. de lestijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaatsvindt.
    5. De bevoegde gezagsorganen kunnen binnen twee weken reageren op het voorstel.
    6. Op verzoek van de bevoegde gezagsorganen kan het college een overleg over het voorstel plannen. In het overleg kunnen de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen reageren op het voorstel.
    7. Het college stelt het rooster vóór de zomervakantie van scholen definitief vast en houdt hierbij rekening met de reacties van de bevoegde gezagsorganen.
    8. Het bevoegd gezag kan het college verzoeken om meer klokuren voor bewegingsonderwijs in te roosteren dan het aantal klokuren dat door het college is vastgesteld.
    9. Het college neemt een verzoek als bedoeld in het vorige lid uitsluitend in behandeling als daarvoor nog capaciteit beschikbaar is. Het aantal klokuren dat door het college extra wordt ingeroosterd komt voor rekening van het bevoegd gezag van de school.


    HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN
    Artikel 30. Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
    In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.



    Artikel 31. Indexering
    De in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen worden door het college jaarlijks bijgesteld op basis van de in bijlage IV opgenomen systematiek van prijsbijstelling.



    Artikel 32. Intrekken oude verordening
    De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Vught, vastgesteld op 12 december 2019, wordt ingetrokken.



    Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel
    1. Deze verordening treedt in werking de dag volgend op de dag van bekendmaking.
    2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2023 gemeente Vught.

    00:35:04 - 00:35:39 - inspreker
    00:35:04 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  12. 5.4

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):
    De Vughtse Regeling voort te zetten tot 1 januari 2028.

    00:35:10 - 00:35:39 - inspreker
    00:35:10 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  13. 5.5

    Op deze stukken rust geheimhouding.

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen) voor dit besluit.

    00:35:18 - 00:35:39 - inspreker
    00:35:18 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  14. 5.6

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):


    1. De heer R.J.E.J. Jans
    2. De heer P.J. van de Meerakker


    Tot lid van de werkgeverscommissie te benoemen.

    00:35:25 - 00:35:39 - inspreker
    00:35:25 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  15. 5.7

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):


    1. Mevrouw D.H.C.A. Rasenberg
    2. De heer N.C. de Lange
    3. De heer D.H. Meuwissen
    4. De heer M.W.P. Vromans


    Tot lid van de vertrouwenscommissie te benoemen.

    00:35:30 - 00:35:39 - inspreker
    00:35:30 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
  16. 5.8

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):
    1. De Verordening (zakelijke) Stimuleringslening duurzaamheid gemeente Vught vast te stellen;
    2. Voor het verstrekken van leningen een budget van €1.500.000,- als revolverend fonds bij SVn beschikbaar te stellen;
    3. De overige eenmalige en structurele exploitatiekosten (bijlage 1) in de meerjarenbegroting te verwerken.


    De raad van de gemeente Vught;
    gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 september 2023;
    gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;


    b e s l u i t :


    vast te stellen de volgende:
    Verordening (zakelijke) Stimuleringslening duurzaamheid gemeente Vught


    Artikel 1 Begrippen


    Deze verordening verstaat onder:
    a) Aanvrager: eenieder die een aanvraag doet zoals bedoeld in artikel 2.
    b) _Stimuleringslening (consumptief/hypothecair)en Zakelijke Stimuleringslening(onderhands/hypothecair):_een lening ten behoeve van de financiering van de door het college aanvaarde werkelijke kosten van de maatregelen.
    c) College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught.
    d) Maatregelen: maatregelen en voorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.
    e) Object: een pand met een zakelijke bestemming (inclusief agrarische bedrijfsbebouwing/bedrijfspand) waarin bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd, niet zijnde een woning of pand met een woonbestemming.
    of een accommodatie met een maatschappelijke functie zoals bijvoorbeeld een sportlocatie of jeugd- of dorpshuis/wijkpunt.
    f) Werkelijke kosten: de totale kosten van materialen en werkzaamheden of de kosten van de investering voor zover noodzakelijk voor het treffen van maatregelen, vermeerderd met afsluitkosten en eventueel financieringskosten voor het verkrijgen van de lening.
    g) SVn: stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten, gevestigd te Amersfoort. Financiële dienstverlener, geregistreerd onder AFM–vergunningnummer 12013647; en
    h) Toewijzing: het besluit van de Gemeente op basis waarvan de aanvrager een aanvraag kan doen voor de _Stimuleringslening (consumptief/hypothecair)_of Zakelijke Stimuleringslening(onderhands/hypothecair) bij SVn.


    Artikel 2 Toepassingsbereik
    Deze verordening is uitsluitend van toepassing op leningaanvragen voor een Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair).


    2.1 Specifiek voor de Stimuleringslening consumptief geldt:
    a. De aanvrager is eigenaar-bewoner of huurder. De aanvrager (of één van beide aanvragers) is jonger dan 76 jaar op het moment van de aanvraag. Om in aanmerking te komen voor een Stimuleringslening consumptief dient de huurder over de benodigde toestemming van de verhuurder te beschikken.
    b. De aanvrager is een natuurlijk persoon. Van de lening wordt een onderhandse akte opgemaakt.
    c. Het betreft maatregelen in woningen in de gemeente Vught.
    d. De Stimuleringslening consumptief kan nooit meer bedragen dan de werkelijke kosten verminderd met de van derden ontvangen of nog te ontvangen tegemoetkomingen (subsidies) in deze kosten. Het college stelt de hoogte van de Stimuleringslening consumptief vast, met een minimum van € 2.500,- en een maximum van €15.000,-.
    e. Het rentepercentage voor de Stimuleringslening consumptief is 1,7%.
    f. De maximale looptijd voor de Stimuleringslening consumptief bedraagt 15 jaar.
    g. De Stimuleringslening consumptief is annuïtair.


    2.2 Specifiek voor de Stimuleringslening hypothecair geldt:
    a. De aanvrager is eigenaar-bewoner.
    b. De aanvrager is een natuurlijk persoon. Van de lening wordt een hypothecaire akte opgemaakt.
    c. Het betreft maatregelen in woningen in de gemeente Vught
    d. De Stimuleringslening hypothecair kan nooit meer bedragen dan de werkelijke kosten verminderd met de van derden ontvangen of nog te ontvangen tegemoetkomingen (subsidies) in deze kosten. Het college stelt de hoogte van de Stimuleringslening hypothecair vast, met een minimum van € 15.000,- en een maximum van €25.000,-.
    e. Het rentepercentage voor de Stimuleringslening hypothecair bedraagt 1,7%.
    f. De looptijd van de Stimuleringslening hypothecair bedraagt 30 jaar
    g. De Stimuleringslening hypothecair is annuïtair.


    2.3 Specifiek voor de Zakelijke Stimuleringslening onderhands geldt:
    a. De aanvrager van een Stimuleringslening die zakelijk wordt verstrekt is een Rechtspersoon. Van de lening wordt een onderhandse opgemaakt.
    b. Het betreft maatregelen in objecten in de gemeente Vught.
    c. Het college stelt de hoogte van de Zakelijke Stimuleringslening onderhands vast, met een minimum van € 2.500,- en een maximum van €15.000,-.
    d. Het rentepercentage voor de Zakelijke Stimuleringslening onderhands is 1,7%.
    e. De looptijd van de Zakelijke Stimuleringslening onderhands bedraagt 15 jaar.
    f. De Zakelijke Stimuleringslening onderhands wordt verstrekt via een bouwdepot.
    g. Het inwinnen van financieel advies is nadrukkelijk aanbevolen.


    2.4 Specifiek voor de Zakelijke Stimuleringslening hypothecair geldt:
    a. De aanvrager van een Stimuleringslening die zakelijk wordt verstrekt is een Rechtspersoon. Van de lening wordt een hypothecaire akte opgemaakt.
    b. Het betreft maatregelen in objecten in de gemeente Vught.
    c. Het college stelt de hoogte van de Zakelijke Stimuleringslening hypothecair vast, met een minimum van € 15.000,- en een maximum van €25.000,-.
    d. Het rentepercentage voor de Zakelijke Stimuleringslening hypothecair is 1,7%.
    e. De looptijd van de Stimuleringslening bedraagt 30 jaar.
    f. De Stimuleringslening is annuïtair.
    g. De Zakelijke Stimuleringslening hypothecair wordt verstrekt via een bouwdepot.
    h. Het inwinnen van financieel advies is nadrukkelijk aanbevolen.


    Artikel 3 Maatregelen
    1. Tot de maatregelen worden gerekend: alle maatregelen die bijdragen aan de beleidsdoelen in artikel 4, dit ter beoordeling van het college.
    2. Tot de maatregelen worden niet gerekend: alle maatregelen die worden gehuurd of geleased, dan wel anderszins worden gefinancierd.


    Artikel 4 Beleidsdoelen
    Indien uit de aanvraag blijkt dat met het treffen van de maatregelen aantoonbaar wordt bijgedragen aan een of meer van de hiernavolgende beleidsdoelen, kan het college in dat geval besluiten een aanvrager te verwijzen naar SVn voor het aanvragen van een lening:
    a. Een besparing van het energiegebruik van de bestaande woning of het bestaande object.
    b. Het verhogen van het aandeel duurzame energiebronnen in de energievoorziening van de bestaande woning of het bestaande object;
    ++
    ++

    Artikel 5 Budget
    1. Er is een revolverend fonds ingesteld waaruit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening leningen voor verduurzaming van woningen en panden in de gemeente Vught kunnen worden toegekend.
    2. De raad van de gemeente Vught stelt het budget vast dat beschikbaar is voor de Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) en Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair).
    3. De Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) en Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair) zijn alleen beschikbaar voor zover het vastgesteld budget hiervoor toereikend is.
    4. Indien het vastgestelde budget niet meer toereikend is, worden de aanvragen door of namens het college afgewezen.


    Artikel 6 Bevoegdheid college
    Het college toetst de aanvraag aan artikel 2, 3, 4 en 5 en is bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, de aanvrager naar SVn te verwijzen voor het aanvragen van de Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) en Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair).


    Artikel 7 Procedure aanvraag en toewijzing
    1. Een aanvraag voor een Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair) wordt digitaal bij het college ingediend op een door de gemeente beschikbaar gesteld formulier via www.vught.nl en gaat onder opgave van:
    a. De te treffen maatregelen.
    b. Een financiële onderbouwing van de te treffen maatregelen, bijvoorbeeld offertes.
    c. Een planning van de uitvoering van de werkzaamheden.
    2. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen twee weken.
    3. Indien de aanvraag niet alle gegevens bevat die het college voor het nemen van een beslissing noodzakelijk acht, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen een termijn van vier weken te completeren.
    4. Indien de aanvraag niet binnen de aangegeven termijn is gecompleteerd, verklaart het college de aanvraag niet ontvankelijk. Het college neemt de aanvraag dan niet in behandeling.
    5. Het college handelt aanvragen in volgorde van binnenkomst af.
    6. Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel na het compleet worden daarvan, een beslissing en deelt die middels een toewijzings- of afwijzingsbesluit mee aan de aanvrager.
    7. Uit overschrijding van de in het zesde lid bedoelde termijn kan de aanvrager niet afleiden dat zijn aanvraag is of wordt gehonoreerd.
    8. Tegen de toewijzing danwel de afwijzing kan bezwaar en beroep gemaakt worden volgens de Algemene wet bestuursrecht.


    Artikel 8 Afwijzen aanvraag/intrekken toewijzing
    1. Het college wijst een aanvraag voor een Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair) af, indien:

    1. het budget niet toereikend is om de aanvraag te honoreren; of
    2. de werkelijke kosten naar zijn oordeel niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat; of
    3. de werkelijke kosten minder bedragen dan € 2.500,-; of
    4. er niet is voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften en/of bepalingen.

    2. Het college trekt een toewijzing Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair) in, indien:
    a. de lening is toegewezen of vastgesteld op grond van onjuiste gegevens; of
    b. de lening niet tot stand komt.


    Artikel 9 Financiële toets, verstrekken en beheer Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening door SVn
    1. De toewijzing door het college betreft een reservering voor een Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair) uit het gemeentelijke budget. De toewijzing voor het aanvragen van een Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening vormt het startpunt voor een autonome (financiële) toetsing door SVn.
    2. De verordening is in overeenstemming met de productspecificaties Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair) van SVn en de samenwerking tussen de gemeente Vught en SVn.
    3. SVn stelt de definitieve hoogte van de Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair) vast zodanig dat er in ieder geval niet wordt afgeweken van het bedrag dat de klant aanvraagt en bij een positieve financiële toets brengt SVn een offerte uit. Bij een negatieve financiële toets, wijst SVn de lening af en brengt de aanvrager en gemeente hiervan op de hoogte.
    4. SVn verstrekt en beheert een geoffreerde Stimuleringslening (consumptief/hypothecair) of Zakelijke Stimuleringslening (onderhands/hypothecair). Indien de aanvrager het niet eens is met de financiële toets van SVn, kan er een klachtenprocedure worden gestart bij SVn en vervolgens eventueel bij het KIFID of kan men zich wenden tot de bevoegde burgerlijke rechter.


    Artikel 10 Nadere regels
    Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.


    Artikel 11 Hardheidsclausule
    Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het college gemotiveerd afwijken van het bepaalde in deze verordening.


    Artikel 12 Inwerkingtreding
    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.


    Artikel 13 Citeertitel
    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening (zakelijke) Stimuleringslening duurzaamheid gemeente Vught”.

    00:35:35 - 00:35:39 - inspreker
    00:35:35 - 00:35:39 - R.J. van de Mortel
    00:35:39 - 00:35:40 - Janine Wildschut
    00:35:40 - 00:35:50 - R.J. van de Mortel
    00:35:40 - 00:35:50 - inspreker
    00:35:50 - 00:36:01 - Janine Wildschut
    00:36:01 - 00:36:23 - R.J. van de Mortel
    00:36:01 - 00:36:23 - inspreker
  17. 6
    Bespreekstukken
  18. 6.1

    Stemuitslag

    voor 100%
    voor
    D66 (2), Fractie Rasenberg (1), Gemeentebelangen (4), Progressief Liberaal Vught (1), PvdA-GroenLinks (3), SamenLokaal (1), SP (1), VVD (2), CDA (3)

    Besluit

    De raad besluit unaniem (18 stemmen):
    1. De ‘Nota van zienswijzen bestemmingsplan Kloostergoed Theresia’ vast te stellen;
    2. Het bestemmingsplan ‘Kloostergoed Theresia’ met identificatienummer NL.IMRO.0865.vghBPKloosTheresia-VG01gewijzigd vast te stellen;
    3. Geen exploitatieplan vast te stellen;
    4. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant te verzoeken een verklaring van geen bezwaar te hebben tegen eerdere bekendmaking van dit vaststellingsbesluit.

    00:36:10 - 00:36:23 - R.J. van de Mortel
    00:36:10 - 00:36:23 - inspreker
    00:36:23 - 00:37:27 - Guus van Woesik
    00:37:27 - 00:37:30 - inspreker
    00:37:27 - 00:37:30 - R.J. van de Mortel
    00:37:30 - 00:37:34 - Nathalie Pullens-Robeerst
    00:37:34 - 00:37:37 - R.J. van de Mortel
    00:37:34 - 00:37:37 - inspreker
    00:37:37 - 00:37:41 - Désirée Rasenberg
    00:37:41 - 00:37:43 - R.J. van de Mortel
    00:37:41 - 00:37:43 - inspreker
    00:37:43 - 00:40:15 - Joris Vrensen
    00:40:15 - 00:40:20 - R.J. van de Mortel
    00:40:15 - 00:40:20 - inspreker
    00:40:20 - 00:40:23 - Jan van Iersel
    00:40:23 - 00:40:42 - Pieter van de Meerakker
    00:40:42 - 00:40:44 - inspreker
    00:40:42 - 00:40:44 - R.J. van de Mortel
    00:40:44 - 00:41:24 - Martien Vromans
    00:41:24 - 00:41:28 - R.J. van de Mortel
    00:41:24 - 00:41:28 - inspreker
    00:41:28 - 00:42:16 - Nino de Lange
    00:42:16 - 00:42:19 - R.J. van de Mortel
    00:42:16 - 00:42:19 - inspreker
    00:42:19 - 00:42:32 - Ayah Yacoub
    00:42:32 - 00:43:16 - R.J. van de Mortel
    00:42:32 - 00:43:16 - inspreker
  19. 7
    Moties vreemd aan de orde van de dag
  20. 8

    00:43:11 - 00:43:16 - R.J. van de Mortel
    00:43:11 - 00:43:16 - inspreker
    00:43:16 - 00:43:22 - Rutger Jans
    00:43:22 - 00:47:30 - R.J. van de Mortel
    00:43:22 - 00:47:30 - inspreker